Begrijpen hoe het lichaam werkt is van cruciaal belang bij het behandelen van pijn en blessures. Wetenschap levert steeds meer kennis over het menselijk lichaam. Gedetailleerde kennis over lokaal weefsel, maar ook over het zenuwstelsel en de interactie tussen verschillende onderdelen. De werking van het zenuwstelsel en de interactie tussen alle onderdelen is complex. Deze complexiteit vraagt om een andere benadering bij het behandelen van blessures.

In het verleden werd het lichaam vergeleken met een machine. Een machine die volledig begrepen kan worden in termen van de mechanica.  Deze machinemetafoor kan worden gezien als poging om het lichaam beter te leren begrijpen.  De theorie vanuit de machinemetafoor is tot op zekere hoogte bruikbaar in de fysiotherapie en nog elke dag hebben we hier profijt van. Veel lokale aandacht voor de  de pijn, zoals de plaats waar de spier is gescheurd.

Vanuit evolutionair perspectief, onder leiding van Darwin, is het werken met deze machinemetafoor als vertrekpunt niet langer houdbaar. In de fysiotherapie dienen we rekening te houden met complexiteit. Het is als fysiotherapeut belangrijk je bewust te zijn van de driehoek tussen persoon, taak en omgeving. Heb aandacht voor de persoon die voor je staat, welke taken/activiteiten worden uitgevoerd en in welke omgeving. De interactie tussen deze 3 onderdelen leidt tot een bepaald coördinatiepatroon. Aan de fysiotherapeut (specialist in beweging) de vraag om met zijn expertise te beoordelen of de coördinatie van bewegen in relatie staat tot de blessure. Aandacht voor deze driehoek komt bij de machinemetafoor niet of nauwelijks aan de orde.

Hoe houden we als fysiotherapeut nou concreet rekening met de complexiteit? Wat betekent dit nou voor de praktijk? Een aantal voorbeelden;
– we benaderen het lichaam als 1 geheel, zonder daarbij details uit het oog te verliezen. Hoe zou een probleem in de enkel kunnen leiden tot een rugblessure?
– heb oog en aandacht voor de activiteiten die dagelijks worden uitgevoerd en in welke omgeving? Hoe worden die activiteiten uitgevoerd? En waar; op een drassig voetbalveld met 21 andere spelers of op de gang van een kantoorgebouw?
– train movements, not muscles. Het centraal zenuwstelsel denkt in bewegingen en niet in spieren. Krachttraining om spieren te versterken bij een rugblessure is vaak niet effectief. Bovendien verstijft het de romp. Therapie gericht op versoepelen en flexibiliteit van coördinatie is effectiever om sneller weer pijnvrij te zijn tijdens wandelen, joggen of voetballen.

Bosga, J., Hullegie, W., van Cingel, R., Meulenbroek, R.G.J. (2019).  Solution space: Monitoring the dynamics of motor rehabilitation. Physiotherapy Theory and Practice. 35(6):507-515.

Capra, F. & Luisi, P. L. (2016). The systems view of life. Cambridge University Press.

Newell, K.M. (1986). Constraints on the  development of coordination. In: Wade MG & Whiting HTA (eds.), Motor development in  children: Aspects of coordination and control, pp. 341-360. Boston: Martinus Nijhoff.